maandag 23 juni 2008

Het Junglebook


(als je mijn blog via hyves leest: KLIK dan hier, dan kom je op Blogger, waar het origineel staat...

Zondag 22 juni 2008, Pontianac airport, Kalimantan (Borneo)

Een ruime week geleden schreef ik mijn laatste update sinds een lange tijd. En aangezien ik net uit Ketapang ben opgestegen in een heel klein vliegtuig, op zich een leuke ervaring, ik geloof niet dat ik ooit in een propellervliegtuig heb gezeten en hier in Pontianac, een doodsaaie stad, 2 uur moet wachten op mijn aansluiting naar Jakarta, heb ik besloten om mijn ervaringen van de afgelopen week op het digitale papier te zetten.

Mijn eerste “moleskine” notitie boek is vol. Voor diegenen die niet weten wat dit is: het is een zwart leren notitieboek, een concept dat al honderden jaren bestaat. Diverse kunstenaars waaronder de “groten der aarde”, maakte hun schetsen en aantekeningen in dit lederen boekje met de befaamde elastiek die alle losse notities, kaartjes en herinneringen op zijn plaats houdt en daardoor was dit boekje van onschatbare waarde voor hen en is nu ook voor mij zeer waardevol geworden. Ik schrijf bijna wel iedere dag een stukje van wat ik mee maak op het gebied van avontuur en emotie. Ik gebruik het boekje ook als leidraad om mijn stukjes voor mijn weblog te schrijven. Daarnaast bevat het adressen van guesthouses, medereizigers, etc, ect...

Ik vloog dus na een maand Indonesië op de 12e van juni naar Kuching (Maleisië) met als hoofdreden om mijn visum te verlengen en in het hoofd een ruw plan om Kalimantan (Borneo) in te trekken en daar te bekijken wat de mogelijkheden waren op het gebied van jungle trekking. Ik zag op tegen het isolement omdat er praktisch geen toeristen van Kuching Indonesië in trekken. West Kalimantan wordt praktisch niet bezocht door toeristen. Mijn bestemming, het Maleisische of Indonesische deel van Borneo (Kalimantan) hing af van de snelheid waarmee ik mijn visum voor Indonesië kon krijgen. Dat was namelijk verlopen. Met wat glimlachen en zielig doen had ik het visum in een paar uur geregeld. Kortom, ik kon direct terug Indonesië in. Het avontuur, Kalimantan, het enorme eiland begroeid met regenwoud, bevolkt door koppensnellers en Orang-oetangs levend in het wild lag te wachten op mij, de reiziger.

De volgende morgen op zaterdag de 14e juni zat ik om zes uur in de bus uitkijkend op een trip van ruim 10 uur.
Voor jullie informatie: de buschauffeurs zijn geschift (ofwel geestelijk incapabel) in Indonesië. Trouwens, eigenlijk iedereen in het bezit van een stuk ijzer met wielen en een draaiende motor schijnt zich harder te moeten voortbewegen dan zijn medeweggebruiker. Dat je met een touringcar een vrachtwagen inhaalt die op het zelfde moment ook bezig is om een bromfiets in te halen, met in het vizier een met grond geladen truck, maakt niet uit. Je MOET er voorbij, je wilt simpelweg inhalen want dat zit in je natuur, dat is een must en dat alles op een met gaten gevulde straatweg.
Acceptatie: dit is nu eenmaal zo in Indonesië. Het beste wat je dan ook kan doen in een (mini)bus is een boek lezen en niet meerijden (lees: op de weg letten). Het geeft vertrouwen dat de bus waar je je in begeeft ouder is dan jijzelf en dat het dus al ruim (bijna 40) jaar goed is gegaan met het voertuig en haar inzittenden....

Aangekomen in Pontianac was ik gaar, ik wilde een hotel en slapen. Ik huurde een motor taxi, reed door de stad om op zoek te gaan naar de express ferry om een kaartje te kopen voor de volgende morgen naar Ketapang. Helaas, volgeboekt. Maar mijn drivertje wist wel een ander adresje. Ik wilde voor geen goud in Pontianac blijven en zo snel mogelijk naar Ketapang om te kijken of ik het hoofdkantoor van “Gunung Palung National Park” kon vinden om een permit te regelen om een trekking te maken. Dit zou volgens de informatie die ik in de Lonely Planet en op internet kon vinden praktisch onmogelijk zijn aangezien je een tolk bij je moest hebben en daarnaast vooral veel geld en geduld om binnen te komen. Niemand zou engels spreken in Kalimantan en ik moet zeggen, de Eenzame Planeet heeft niet vaak gelijk, maar op dit vlak kon ik ze geen ongelijk geven... niemand spreekt engels. Handen en voeten zijn nodig om je verstaanbaar te maken.

Maar dit park, Gunung Palung National Park, lokte! Het riekte naar avontuur en het park is speciaal want de Orang-oetangs leven er in het wild. In de andere parken zijn de apen semi-wild.
Wat wil dit zeggen, semi-wild? Aangezien door de “illegal logging” in de jaren 1900-2000 in Kalimantan de houtkap zo groot was werden de leefgebieden van de diverse diersoorten sterk verkleind. In sommige gebieden werden de Orang-oetans zelfs een bedreigde diersoort. Zo werden om verschillende redenen de Nationale parken opgericht. Tegengaan van illegale houtkap en het redden van flora en fauna. Er werden diverse projecten gestart om (verschillende soorten) apen en andere diersoorten te redden. Veel universiteiten van overal ter wereld doen onderzoek naar het wildlife in de parken. In “Tanjung Puting National Park” (Dit is dus niet het park waar ik naar toe onderweg was maar in Zuid Kalimantan, dicht bij Kumai) zijn de dieren iedere dag te vinden op de speciale voederplaatsen (onderzoek sites) en ben je redelijk verzekerd van het zien van deze prachtige, krachtige dieren. In Gunung Palung is dit totaal anders. Er word ook onderzoek gedaan door de Universiteit van California en Harvard, maar er zijn geen projecten om de dieren te voederen of om ze naar een specifieke plaats te leiden. De truc in Guning Palung is dat er locals worden ingehuurd die de dieren volgen en een radio meenemen en de onderzoekers vertellen waar de Oerangs zijn. In Gunung Palung zwerven de Orang-oetans door de jungle op zoek naar fruit en bouwen iedere middag vanaf een uur of vier een nieuw nest om de nacht door te brengen. Dit is de beste tijd om ze te vinden want dan hoor je van kilometers afstand het breken van bomen en takken. Een volgroeid mannetje heeft de kracht van 8 gezonde knappe kerels (zoals ik). De Orang-oetan weegt tot honderd kilo, komt in tegenstelling tot de gorilla praktisch nooit op de grond. Een enkele keer daalt hij neer om te drinken uit een beek of rivier. Maar dat wordt het liefst voorkomen door water van bladeren en uit holtes in de bomen te drinken. De vochtigheidsgraad in het regenwoud is zo hoog dat de regen en damp hoog in de bomen voldoende resources biedt voor de apen.

Ok, genoeg informatie over de roodharige apen, hoe verging het mij verder?

Het was zeer onzeker of ik het park in kon, afgaande op de informatie van internet en de LP. Maar, ik schreef er al eerder over, er reist een klein engeltje mee op mijn schouder. Ik zat op de kade, om een uur of 6 te kijken naar het laden van de varende raket waarmee ik in 6 uur van Pontianac naar Ketapang zou planeren. De boot kan 180 passagiers vervoeren. Heerlijke vliegtuigstoel en je kunt zo nu en dan even wegdommelen en daarna naar buiten even uitwaaien en een wandelingetje maken. Daarnaast zit je niet in een bus ieder moment de minuten af te tellen, het is gewoon lekker genieten op zee. De boot vaart tussen de eilanden door, dus de deining is miniem, kortom, een heerlijke manier van reizen.
Even daarvoor, wachtend op de kade werd ik benaderd door een Indonesiër. Dit gebeurd overigens wel vaker in Indonesië...
Meestal is het hun engels te oefenen en ik ben nooit te beroerd voor een praatje. De Indonesiër stelde zich voor als Hendra. De oplettende lezer denkt nu, “Hendra, die naam heb ik eerder gehoord”. Klopt als een bus. Hendra was de jongen die ik in Pandangaran aan zijn huis hielp. Hendra 2 vroeg mij wat ik ging doen in Ketapang? Op zich een logische vraag. Ik was de enige westerling op de kade, vermoedelijk in de hele stad en ik wilde verder West Kalimantan in, iets wat bijna niemand doet. “Gunung Palung National Park” was het antwoord. Hij antwoordde: “daar werk ik”. Ik keek hem ongelovig aan. “Mijn vrouw en kind wonen hier in Pontianac en ik werk en woon in Ketapang”. Het Engeltje giechelde hoorbaar tevreden op mijn schouder. Ongelofelijk dacht ik bij mijzelf, waar heb ik dit allemaal aan te danken? Alles, maar dan ook alles gaat zoals ik het wil....

Hendra en ik hadden tijdens de bootreis eindeloze conversaties over de verouderde informatievoorziening op internet en de slechte en verouderde informatie in de Reisbijbel Lonely Planet: de eenzame maar zeker verouderde Planeet waar verkeerde telefoonnummers en adressen in staan. Een groot probleem voor het ecotoerisme, want zo slaan de reizigers het park over in hun planning, zeker als je maar 2 of 3 weken hebt.
Daarnaast werd ik als enig “witgezicht” door de kapitein in zijn stuurhut uitgenodigd om Javaanse koffie te drinken en door de van Cretek sigaretten blauw staande stuurhut over de zee uit te kijken. Spectaculair en een kunst op zich om tijdens het kijken over de zee je ogen open te houden in de stuurhut, zonder dat de rook van de kapitein en zijn 4 man’s crew, je oogbollen uit haar oogkassend deed vallen.
Het was voor de chief een perfecte gelegenheid om op te scheppen over zijn twee keer 2000 HP (Horse Power) engines. Ik moet toegeven, het waren krachtige motoren, zo’n stalen bak en dan zo rap over het water. Een leuke ervaring.

Hendra nodigde mij uit in zijn huis en ik bood hem aan mee te denken hoe de informatievoorziening kan worden verbeterd.
Een goede en up to date internetsite? Een site is er, echter alleen in het Indonesisch en het laatst in 2002 geupdated. Heel nuttig voor vooral de westerse reiziger.

Hendra vertelde dat er door het national park een nieuw doel was gesteld om de aantallen eco-toeristen drastisch te vermeerderen.
Maar, zeg nou zelf, wie gaat er naar een afgelegen hoek van Kalimantan als hij/zij twee weken vakantie heeft en een jungletoer wil maken en het is onduidelijk of je na twee/drie dagen reizen niet eens het park in kan (afgaande op de informatie op internet en de LP)? Je bent dan al een week kwijt aan het op-en-neer reizen zonder dat je überhaupt het park in bent geweest... In mijn optiek niemand en dat klopt ook wel want ik was bezoeker nr.8 in 2008 en in 2007 waren er in totaal 50 eco-toeristen geweest... Een serieus communicatie en marketing probleem.

Maar mijn hoofddoel in Ketapang was avontuur en Hendra belde een paar collega’s. Binnen het uur was het geregeld! Mijn wens kwam uit! Ik ging het park in, het park waar ik het liefst naar toe ging maar waarvan het niet zeker was of het zou gaan lukken!
De week die voor me lag zou uit twee gedeelten bestaan. 3 dagen en 2 nachten in Lubuk Baji(Zuid westen van het park) en de andere 3 dagen en 2 nachten zou ik in Batu Barat (Noorden van het park) gaan doorbrengen.
Het was inmiddels zondagavond en we zouden de volgende morgen achter op de crossmotor van Hendra afreizen naar Sukadana waar een sub station van het centrale park bureau, is gevestigd (75km). Daar wachtte mr.Beng, een official van het park, op mij. We zouden inkopen doen en daarna een local guide oppikken om vervolgens het park in te trekken. Zo gezegd, zo gedaan...

Het was fantastisch en ongelofelijk indrukwekkend. We maakten een prachtige pittig stijgende trekking naar een campsite in het park gebouwd met geld van de overheid. Ik begon op mijn hardloopschoenen en de locals op teenslippers. Er werd gegrinnikt kijkende naar mijn schoenen. Ik vroeg mr. Beng wat er te lachen viel. Hij zei me, prima schoenen, mooi ook trouwens, maar misschien niet zo geschikt. Ik kon me mijzelf niet voorstellen op slippers door de jungle.

Probeer je voor te stellen, regenwoud. De grond is mega vochtig, stenen zijn glibberig en eigenlijk is alle reliëf onder je schoenen direct gevuld met modder. Dus met bepakking(ik had natuurlijk veel te veel bij me...) en een 80 kg lichaamsgewicht is het pittig stijgen een drama. Ik startte op mijn hardloopschoenen, verwisselde deze voor mijn slippers die na 500 meter plaats moesten maken voor mijn eigen voetzolen. Prima. Even wennen, maar de beste grip heb je in het regenwoud op blote voeten. De drogere stukken met gruis en stenen waren perfect met slippers.

De local guide, Idris blijkt een prachtig kereltje van een kilo of 45. Als hij moet lachen zijn er nog net 3 zwarte tanden te zien. Bergop heeft hij rokend als een stoommachine geen enkel conditioneel probleem, hij huppelt van steen naar steen, zwaaiend met zijn kapmes om de weg voor mij, reus uit het westen, het trek vrij te maken. Riekend naar vers gelegd asfalt is hij sinds 1974 al gids in het park.

Bij aankomst in de campsite werd direct een heerlijk gerecht sardines in tomatensaus met rijst bereidt. Dit maal was een geschenk uit de hemel na de 3 uur bergop in de jungle. Na een heerlijk bad in het beekje naast het kamp was ik weer zo goed als nieuw, met een kleine uitzondering daar gelaten....
De muggen waren meedogenloos. Lange mouwen en Deet, enige oplossing. Daarnaast had Hendra me gewaarschuwd voor malaria. De eerste keer tijdens mijn reis dat een lokaal iemand me wees op malaria. Vandaar dat ik tot nu toe nog geen pillen had geslikt. Lariam, puur gif. Bijsluiter er bij en Sjoerd aan een stootkuur Lariam. Nu is slapen niet een van mijn sterkste kanten, maar met een stootkuur Lariam was het echt feest. Wat mij betreft kunnen deze pillen direct op de zwarte lijst van geestverruimende middelen. God wat was ik er slecht aan toe. Maar de jungle maakte alles goed!

Ik probeerde een kleine siësta te doen in de hangmat in de hut omdat ik nog steeds aan het herstellen was van het vergif dat ik dagelijks slikte, maar tevergeefs. Na een minuut of twee stoof Idris de houten ladder op met mijn slippers in zijn hand, wees op mijn camera en gebaarde in handen en voetentaal dat hij een Orang-oetan hoorde....!

Bingo, de eerste dag al raak! We slopen de jungle in, trachtend zo min mogelijk kreupelhout tijdens het voortbewegen te breken. We moesten een heuvel op en natuurlijk, alles was glad en glibberig. Idris baande met zijn kapmes een pad door de jungle. Het was moeilijk om met mijn camera in de aanslag, zonder uit te glijden heuvel op door de modder en takken achter de mannen aan te komen. Opeens stond Idris stil en begon takken af te breken en onmenselijke geluiden uit te stoten.
Een meter of vierhonderd verder hoorde we een soort zelfde harde oerstoten en het geluid van breken van dikke takken. Het leek alsof iemand bomen op ons af aan het vuren was zo dik waren de stukken boom die de aap gebruikte om zijn nest te bouwen. Idris wees en ik keek... Prachtig, snel zwaaiend tussen de bomen vloog een oranje romp met enorm lange armen. Ons eenmaal in het vizier begon het mannetje van een jaar of 35 met grote flappen aan de zijkant van zijn gezicht indruk op ons te maken. Hij zwaaide van de ene boom naar de andere en speelde een soort verstoppertje. Het was bijna onmogelijk om goede foto’s te maken. Zelfs met een 400mm lens + de digitale zoom lukte het maar net 2 of 3 mooie plaatjes te schieten. Maar het ging eigenlijk helemaal niet om de foto’s, de Orang-oetang was indrukwekkend sterk, lenig en zoals Idris zei, sterker dan 8 kerels. (van zijn formaat of de mijne, ik weet het niet, maar geloof me, het was indrukwekkend....)

Ons diner bestond uit een heerlijk gerecht: rijst met sardines in tomatensaus. Idris bleek een gevarieerd kok. De vuurvliegjes vlogen als kleine feetjes om ons heen. Het leek alsof ik in een sprookje was beland. De hut werd verlicht door kleine olielampjes. Een gevoel van geluk maakte zich van mij meester...

Het was al vroeg dag, we stonden om 04:30 naast onze lakenzak en rieten mat (au!) om vanaf de “moonstones” de zonsopgang te zien over het dal. Prachtig, de zonnestralen schenen door de dauw door het moeras van het nationaal park. Vervolgens ontbijt, heerlijk, je raadt het al, rijst met sardines, dit keer wel in tomatensaus.

Omdat het die nacht volle maan zou zijn besloten we in de middag al af te dalen en vauit het dal de moonstones te bekijken die begroeid zijn met een bepaald soort algen. Als de rotsen worden verlicht door de volle maan, lichten de algen op. Prachtig gezicht.

Omdat we toch al in het dal waren, lieten we ons ophalen en brachten we de nacht door in de “staff house” van de organisatie van het Nationaal Park. Daar hadden alle rangers en andere werknemers van dat gedeelte van het park zich verzameld om voetbal te kijken. De Indonesiërs zijn gek van voetbal. Overal hangen schema’s van het EK en mensen, Belanda (Nederland) is helemaal de bong! Kortom, ik had de eerste twee wedstrijden van NL midden in de nacht (04:00 tot 06:00) gekeken en dacht deze pot te missen door mijn jungle trekking, maar zelfs in de bush konden we via de satelliet naar de wedstrijd NL-Slowakije kijken. Wie had dat gedacht?

Na de wedstrijd pakte we onze spullen en werden naar de haven van Melano gebracht. Over de rivier Milano maakten we gebruik van de enige manier van transport (naast de traditionele kano), een speedboot. Samen met Hendra en een enorme boekenkast die ook op het bootje meemoest, propte ik mij tussen de kast en de zitting van het achterbankje. Vol gas voeren we 35 km stroomopwaarts de jungle in. Aan de rechterkant het nationaal park en aan de linkerkant palmolie plantages en rubberplantages. Rijst is in dit gebied niet mogelijk omdat de rijst in de brakke (zoet/zout) grond niet goed groeit. En wat had ik gelachen als we die kast waren verloren, niet aardig, ik weet het, maar toch...

We verbleven in het huis van mr. Soehada en zijn vrouw. Deze mensen hebben geen baan en zijn dolblij met het verblijf van toeristen. Er is rondom het Nationaal Park een enorm tekort aan werk. Er mag geen hout gekapt worden om nieuw grondgebied voor agricultuur te creëren. Er zijn maar een paar landeigenaren en de rest van de mensen helpen op het land als er werk is. Maar dat is een paar maanden per seizoen. Kortom, Hendra probeert door het eco toerisme werk en zo inkomsten uit toerisme te genereren voor de locals rondom het park.

Vroeg in de ochtend stonden we op om verder met de kano het gebied in te peddelen en een kilometer of 10 een heel klein riviertje op te varen. Wat een avontuur. En probeer je te realiseren: je vaart in een kano (die zo lek is als een mandje) over een pittig stromend riviertje stroomopwaarts. Ik roeide samen met Samsu, de canoe-driver (Hendra bleek of niet in conditie te zijn, of toch wel een tikkeltje last te hebben waar wel meer Indonesiërs mee zijn geboren, een bepaalde oerluiheid). Anyway, ik vond het heerlijk om mijn armen weer eens te gebruiken en roeide met plezier de rivier op samen met Samsu. Ondertussen zagen we van allerlei diersoorten. Schildpadden, Gibbon en andere aaprsoorten. Het water was bloedrood en om over een klein beekje als dit, door het prachtige woud, te varen was een genot.

Eenmaal aangekomen bij het startpunt voor de trekking, op zoek naar de Orang-oetan, moesten we 2 km door een diep moeras waden. Op de blote voetjes maar weer. Een maal aangekomen op het punt waar we rond een berg zouden trekken, haalde ik mijn voeten uit de modder en was ik hevig toe aan een aansteker. Ik had een bloedzuiger of 15 verzameld op mijn voeten en benen die al aardige proportie begonnen aan te nemen. De muggen waren verschrikkelijk, het zweten trekt extra muggen aan. De Deet was perfect. Blijven smeren en je redt het wel.

De trekking was net als in het andere gedeelte van het nationaal park geweldig. We bleven nog twee dagen en trokken door het gebied, maar naast het indrukwekkende mannetje op de eerste dag, hebben we alleen nog de apen in de verte nesten horen bouwen, maar dan was het al te laat om er naar toe te trekken. We moesten immers nog stroom af in de kano richting ons overnachtingsadres. Eenmaal op de grote rivier wachtte de zonsondergang op ons. Beeldschoon.

Zaterdagmorgen zoefden we weer over de Milano Rivier naar Melano. Vanuit daar was het 120 KM op de crossmotor van Hendra naar Ketapang. De rest van de dag hebben we besteed aan het bouwen van een website op mijn MacBook.
Ik ga ze helpen om op korte termijn de informatievoorziening van het park te optimaliseren. Een goed stuk inzenden in de Eenzame Planeet en het online zetten van een goede site. Ik heb een meeting voorbereidt met Hendra met zijn baas, zodat hij succesvol zal zijn in het communiceren van de urgentie van het bouwen van een site.
En ik heb er een goed en leuk contact bij; Hendra 2.

Hierbij nodig ik iedereen uit om een trekking te maken door de jungle van Kalimantan (Borneo) in “Gunung Palung Nationaal Park ”de experience van je leven!”

Nu is het zondag 22 juni en zit ik in het vliegtuig van Ketapang-Pontianac-Jakarta-Bali en ben aan het landen in Bali. Morgen trek ik naar Lombok om richting het nationaal park te reizen alwaar de een na hoogste berg (vulkaan) van Indonesië ligt. Ik wil een 4-daagse tocht gaan maken.

Ik realiseer me dat diegene die het tot hier gered heeft een lang stuk heeft gelezen, maar ik hoop dat je een beetje hebt kunnen proeven - en net als ik hebt kunnen genieten - van wat ik heb meegemaakt...

Mensen, ik ben heel gelukkig,

S.

KLIK
voor de foto's van mijn avontuur

woensdag 11 juni 2008

Java en de Gili Islands en mijn reis voor de komende maand...

Eenmaal op 27 april in YogYakarta (Java) aangekomen nadat ik Bandung (nog steeds Java) had verlaten, had ik een prima paar rustige dagen. Naast een paar heerlijke nachten en ettelijke voetmassages, bezocht ik de Burubodur en de Pramadan tempels. Ik moet zeggen dat ik wel verwend ben geworden want na mijn tweede bezoek aan de tempels van Angkor samen met Suzan de eerste keer (2000) en de tweede keer tijdens mijn reis nu samen met Nina, was deze toeristische attractie wat echt een hit moet zijn voor mij niet wat ik er van verwacht had... Misschien waren mijn verwachtingen te hoog, ik weet het niet. (Kijk zelf en vergelijk)Vermoedelijk begin ik verwend te worden... Wat wel interessant is om te vermelden is dat de tempels op het moment gerestaureerd worden na een hevige aardbeving in juni 2006. Ook is het opmerkelijk dat de schade redelijk beperkt werd door de bouwstijl. De grote tempels bleven staan door de manier waarop de stenen destijds werden opgestapeld. Men is uiterst druk om alle stenen weer op de oorspronkelijke plaats te metselen en het ziet er allemaal vergeleken met de tempels van Angkor, die ook gerestaureerd worden maar juist zo typisch zijn om ligging in de jungle en begroeiing van de jungle, zeer gelikt uit.

De volgende ochtend stond ik om 03:00 naast mijn bed om een van de meest adembenemende momenten van mijn leven mee te maken. Met een jeep reden we naar een viewpoint op 3700 meter. Daar keken we naar de zonsopgang, verschrikkelijk koud (iets boven het 0-punt), maar meer dan de moeite waard, ver boven de top van de vulkaan Bromo, Merapi en een derde vulkaan, waarvan ik me de naam niet meer kan herinneren. Bromo en de Merapi spuwden beiden mooie door het ochtendrood gekleurde wolken stof en stoom uit en het was een miraculeuze aanschouwing. Ongelofelijk mooi.

Begin juni arriveerde ik op Bali, na een 13 uur lange reis in een minibus, ferry en touringcar. Bali, een vakantieoord waar velen van ons reeds geweest zijn.
“Kuta Beach”, tja wat moet ik zeggen...? Veel Zweedse heel erg blonde vrouwelijke scholieren, met aan hun zijde een heleboel veel te dronken Australische surfers. Het leek na mijn solistische reis wel koninginnedag. En daar had ik opeens geen zin in.

Ik wilde graag goed leren surfen en zoals je kunt zien op mijn Picasaweb, had ik mijn eerste meters al gemaakt op “Batu Karas” mijn vorige paradijselijke woonplaats. Maar op Kuta, waren de golven slecht. Ze braken direct en waren niet geschikt om het surfen onder de knie te krijgen. Wat dat betreft had ik beter in Batu Karas kunnen blijven. Maar na drie toeristen te hebben gesproken op Java in de laatste drie weken had ik echt zin in wat mensen om mij heen. Het verbaasde me dan ook heel erg dat ik eigenlijk niet kon genieten in Kuta. Nu is Kuta het Salau van Bali en dat verveelde al snel. Ik had prima een bus kunnen nemen en af kunnen reizen naar een verlaten beach ergens anders op Bali want ik voelde me alleen tussen velen.
Er bekroop me een gevoel dat ik voor de eerste keer zo’n ontzettende zin had om gewoon weer eens op een terras in Amsterdam te zitten tussen mijn goede maatjes en te praten in het Nederlands over niets anders dan het alledaagse.
Ik kreeg een e-mail van mijn vader met een update van de doorgestuurde post naar Rijpwetering.
Gefeliciteerd allemaal! Er zijn weer veel nieuwe ouders, opa’s en oma’s en dus hoeveel kinderen zijn er wel niet geboren en wat gaan er weer veel mensen trouwen...! Alles gaat door in Nederland en dat is maar goed ook.

Op 3 juni sprak ik een jongen die de volgende dag vertrok naar de “Gili Islands". Meteen verkocht. Klik even op de volgende link, lieve mensen wat is het hier mooi!
Ik kocht drie boeken en kocht mijn ferry ticket. Eenmaal op de ferry heb ik mij verbaasd over het fenomeen drijfvermogen van vele tonnen verroest staal. De “Lombok Street” (zo heet dit water tussen Lombok en Bali geloof ik) schijnt een van de diepste wateren ter wereld te zijn. Het kan bij zwaar weer een onstuimige kolkende massa water worden en de buitenkant van de ferry, het aanschouwen deze gatenkaas, deed mij realiseren dat het rustige weer een zegen was.... Dat dit schip gevuld met vrachtwagens, kippen, geiten en vooral mensen, nog bleef drijven was een wonder.

Aangekomen op Lombok namen we een mini-van naar het Noordwesten van het eiland. Daar vertrok een klein houten bootje in de schemering naar de Gili Islands. Een prachtige trip van een minuut of 45. In de verte zagen we de zonsondergang achter de hoogste berg van Bali. Lieve lezers, een diep gevoel van geluk overmeesterde mij, wat mooi.

Wat is er nu zo bijzonder aan deze Gili eilanden? Allereerst, het is hier prachtig, hagelwitte stranden, paradijselijke palmen en verbasend genoeg, er is hier geen politie. Ze komen één keer per week vanuit Lombok. De bewoners betalen ze, laten ze lekker eten en hebben nog nooit problemen gehad.
De eilanden vallen dan ook onder de wet van Lombok, maar zijn volledig zelf regulerend. Zo is besloten dat er per dag, per eiland, niet meer dan 20 strand verkopertjes mogen lobyen met hun verkoopwaar. Je kent ze wel als je ooit door Azie hebt gereisd: die lui die je de hele dag stalken met kettingen, kralen en armbanden: “for your future wife my friend...” Dat bepaal ik dus zelf wel wat ik voor mijn future wife koop.... Moet ik haar eerst tegenkomen...
Kortom, door deze regeling heb je niet zoals in India of Vietnam iedere minuut een Aziaat op je rug die met je meelift, maar je kunt hier gewoon lekker rond lopen en genieten zonder continue gek gemaakt te worden.

Er zijn drie eilanden (even een copy/past en voor diegenen die geen engels spreken, bel me even, dan leg ik het even uit...)
  • Gili Trawangan: or "Gili T" is by far the most developed with plenty of backpacker options and one swanky resort. There are no dogs on the island but according to one local, there are more cats here than people. The local population is around 800. There is no police on the island and all problems are usually settled by the local "council".
  • Gili Meno: the smallest and quietest, low-key with some simple places to stay.
  • Gili Air: closest to the mainland and with the largest local population.

En het klopt, er zijn hier gigantisch veel katten. Ik heb dus ook nog geen muis of rat gezien.

Als je veel alleen bent, lange bus/trein tochten maakt is er simpelweg heel veel tijd om na te denken over het verleden. Veel van wat me is overkomen is me inmiddels steeds duidelijker en dit proces geeft me rust. Maar ik moet oppassen voor een grote valkuil, het moet geen leven in het verleden worden. Ik ga door allerlei fases, maar ik denk dat dat een logisch gevolg is van het feit dat er zeeën van tijd zijn om terug te gaan in het verleden en heerlijk te mijmeren.
Het is soms een raar gevoel om te leven als een reiziger, veel in de natuur, tussen rust en volmaakt geluk, maar een andere kant is er ook een vorm van gezonde en ik ben eerlijk, soms een moeilijke eenzaamheid. Reizen is mooi, reizen is prachtig, je ontmoet zoveel interessante mensen, maar de andere kant is bij tijd en wijle leeg. Je krijgt nooit de kans om echt goed iemand te leren kennen. Het blijft oppervlakkig, wat natuurlijk ook zijn voordelen heeft.... Heb je geen zin meer om met iemand op te trekken, is een simpel afscheid de oplossing..., heerlijk en gemakkelijk. “Sorry, plannen gewijzigd, jij ging toch naar Lombok, ik heb besloten naar Java te gaan”.

Vanochtend stond ik om 05:45 op om een volmaakte zonsopgang te zien vanaf een hagelwit strand op Gili Meno. Dan verdampt het hier boven beschreven gevoel als een druppel op een gloeiende plaat en voel je je de grootste winnaar op aarde.

Om terug te komen op Bali: ik wilde weg uit Kuta, maar wist nog niet of ik naar het Oosten zou trekken omdat ik anders misschien in de knoop zou komen met mijn visum.
Voor wat betreft het aanvragen van een visum: Indonesië heeft een meer dan interessant visum systeem. Ik heb er al eerder over geschreven, maar het komt er kort op neer dat je na 30 dagen het land weer moet vertrekken. Een duur ticket moet kopen, een stempel over de grens haalt en weer terug kan komen. Het irriteert de Indonesische toeristische industrie, want veel reizigers verkorten daarom hun verblijf in Indonesië.
Ik vlieg dus op de 12e juni naar Kuching (zuidelijke deel Borneo van Oostelijk Maleisie), regel in Maleisië mijn visum voor een tweede maand Indonesië en trek dan door Borneo naar het zuidelijkste puntje waar ik een trektocht ga maken door de rimboe om onze roodharige voorouders, de Oerang Oetangs te bezoeken. Ik kwam er gisteren achter dat ik ook middels steekpenningen een verlenging van mijn visum kon regelen voor 1.2 mln. Rupiah ($120) vanaf Bali. Maarja, ik had mijn ticket naar Kuching al en wil graag het minst toeristische eiland door, Kalimantan (Borneo). Kortom ik zet mijn plan door en vlieg morgen (12 juni) van Denpassar naar Kuching.
Ik ben voor het eerst enigszins nerveus omdat ik weet dat ik heel lang geen toeristen ga tegenkomen. En dat het spreken van Indonesisch eigenlijk wel een vereiste is om door Kalimantan te reizen. Maargoed, het avontuur trekt me. Voor diegenen die het leuk vinden om op de kaart te kijken: ik reis van Kuchin naar Pontianac per bus. (Er zijn geen treinen op Kalimantan). Ik had een hele treinreis gepland over het eiland van noord naar zuid, met behulp van een kaart die ik in een plaatselijke boekhandel kocht. Na een week kwam ik er achter dat er helemaal geen treinen zijn op het eiland. Ik kon het niet geloven. Op de kaart stonden eindeloos veel treinverbindingen. Kaart dus maar in het ronde archief van mijn hotelkamer achter gelaten.... De enthousiasteling die deze kaart vervaardigde moet te veel op de Gili Islands geweest zijn en enigszins van de kaart zijn geraakt van het hallucinerende effect van de “Magic Mushrooms...”

Na Pontianac ga ik met een boot naar Ketapang. Daar is onlangs een Nationaal park geopend, “Gunung Palun National Park”, er wordt onderzoek gedaan naar de Oerang Oetangs . Het park is nog nauwelijks te bezoeken door reizigers, maar ik ga het proberen. Vervolgens vlieg ik naar Pangkalan Bun om door te reizen naar “Tanjun National Park” Vliegen schijnt een must te zijn omdat het wegennet erg slecht is op Kalimantan en het reizen over land zeeen van tijd in beslag neemt.
Dit park kan je alleen per boot in en schijnt echt heftig te zijn om zijn flora en fauna. Naast de voederplaatsen voor de Oerang Oetangs, zul allerlei bedreigde aap soorten, krokodillen, papagaaien en allerlei andere wilde dieren zien vanaf de boot. Dit moet een groots succes worden!
Vervolgens vlieg ik terug naar Lombok om daar een van de hoogte toppen van Indonesië te beklimmen en vervolgens vanuit daar inderdaad naar het oosten te trekken en de kleine Indo eilanden te bezoeken. Maargoed, dit zijn de plannen en tot nu toe liep alles anders dan mijn uiteindelijke marginale planning....

Goed lieve mensen, dit is het weer. Ik hoop dat jullie er een beetje door hebben kunnen komen en dat jullie een goede tijd hebben in de Nederlanden.

Keep you posted.

S.

Als je nog niet hebt doorgeklikt op de linkjes kun je hier klikken en mijn pics bekijken